GEBRUIKSWAARDEONDERZOEK TULP

Verslag van de vijfde serie cultivars 2000/2001 en 2001/2002.

 

 

INLEIDING

 

In 1996 startte de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) met het Gebruikswaarde-onderzoek Tulp nieuwe stijl. Een commissie bestaande uit onder andere telers, handelaren en veredelaars begeleidt dit onderzoek, dat bestaat uit teeltonderzoek op twee locaties (zand- en kleigrond), broeierijonderzoek en houdbaarheidsonderzoek.

Dit verslag behandelt de resultaten van de vijfde groep cultivars, die in het onderzoek is opgenomen.

 

Doel van het onderzoek Doel van het gebruikswaarde-onderzoek is het in kaart brengen van teelt- en broeieigenschappen en houdbaarheid van nieuwe(re) cultivars.

 

Opzet  In het onderzoek zijn in de vijfde serie 10 cultivars vergeleken met twee referentie-cultivars. Dit waren de volgende cultivars: ‘Chato’, ‘Cherida’, ‘Dynasty’, ‘Laura Fygi’, ‘Ninja’, ‘Pretty Woman’, ‘Rocky Mountains’, ‘Synaeda Orange’, ‘Très Chic’, ‘Zorro’. De referentiecultivars zijn ‘Leen van der Mark’ en ‘Monte Carlo’.

In de zomer van 2000 is van alle cultivars bolmateriaal van de ziftmaten 5 + 6, 7 + 8, 9 en 10 aangekocht. Dit materiaal is verdeeld in twee porties en opgeplant op de proeflocaties Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) De Noord te St. Maartensbrug en Proeftuin Zwaagdijk. Per cultivar is per locatie totaal ca. 1 RR2 opgeplant (in 2 herhalingen van 0,5 RR2). Na de oogst in 2001 zijn de leverbare maten 11 en 12/op afgebroeid bij Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf in ‘t Veld.

Het plantgoed is op de teeltlocaties gebleven en in het najaar van 2001 wederom opgeplant. Na de oogst in 2002 is het leverbaar weer naar Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf  gegaan om in de winter van 2002/2003 te worden afgebroeid. Na de oogst is een aantal bloemen van elke cultivar naar FloraHolland vestiging Rijnsburg gegaan om de houdbaarheid en sierwaarde te bepalen.

 Tijdens de teelt en broei zijn normale teeltmaatregelen toegepast.

De bollen zijn in 2 herhalingen opgeplant om mogelijke standplaatseffecten uit te sluiten.

Het plantgoed waarmee in 2000 is gestart had in principe de volgende samenstelling:

3,75 kg zift10

3,75 kg zift 9

3,75 kg zift 7 + 8

1,25 kg zift 5 + 6

 

De bollen zijn opgeplant bij de volgende plantdichtheden:

zift 10   120 stuks per m bed

zift 9     140 stuks per m bed

zift 7+8         150 stuks per m bed

zift 5+6 280 stuks per m bed

     

De grond op PPO De Noord is een zandgrond, de grond op Proeftuin Zwaagdijk is een kleigrond. In tabel 1 zijn de belangrijkste bodemkundige eigenschappen van de locaties weergegeven. In het seizoen 2001/2002 werd de grond op De Noord verbeterd en kon er op die locatie niet geteeld worden. In de omgeving (St. Maartensvlotbrug) is toen een perceel gehuurd, waarop het GWO is geplant. Deze grond had een lager organische stofgehalte (0,5%) dan de grond op De Noord.

 

RESULTATEN TEELT

Vijfde serie cultivars

 

Ziekten en afwijkingen te velde  Tijdens het groeiseizoen zijn de door virussen aangetaste planten verwijderd en zijn de symptomen zoveel mogelijk beschreven. Verder is gekeken naar het voorkomen van dwalingen en dieven binnen de partijen. Alleen bij de cultivar ‘Cherida’ kwamen 11 virusplanten voor (in 2002 op kleigrond). Bij de cultivars ‘Laura Fygi’, ‘Monte Carlo’ en ‘Zorro’ kwamen 5 of meer virusplanten per RR2 in een van de jaren voor.

Bij ‘Très Chic’ kwam in beide jaren op kleigrond Augustaziek voor (3-5 planten per RR2). In 2001 kwam bij ‘Laura Fygi’ en ‘Pretty Womanhelsvuur voor. In de cultivar ‘Laura Fygi’ kwam in beide jaren bij de teelt op zand een lichte aantasting van neusrot voor in het leverbaar. In 2001 kwam bij de cultivar ‘Dynasty’ 19% blauwgroei voor bij de teelt op zand in het leverbaar.

In 2002 viel op 29 april een zware hagelbui op het percelen in St. Maartensvlotbrug en Zwaagdijk. Enkele cultivars werden hierdoor zwaar beschadigd, met name de kleine maten. Als gevolg hiervan kwam geen extra vuuraantasting voor. Wel kan hierdoor opbrengstderving zijn opgetreden.

 

 

Licht beschadigd

Matig beschadigd

Zwaar beschadigd

Beide locaties

Leen van der Mark, Chato, Cherida

Monte Carlo

Ninja, Très Chic, Zorro

St. Maartensvlotbrug

Laura Fygi

Dynasty, Pretty Woman

Rocky Mountains, Synaeda Orange

Zwaagdijk

Pretty Woman

Rocky Mountains, Synaeda Orange, Laura Fygi

Dynasty

 

Vroegheid Alle bloemen zijn gekopt bij volle bloei en de bollen zijn gerooid als de hoofdbol een bruin wangetje kreeg. In tabel 2 zijn bloei- en rooidata van de cultivars weergegeven ten opzichte van de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’. De onderlinge afrijpingsverschillen en dus het rooitijdstip van cultivars ten opzichte van elkaar kan van jaar tot jaar echter nogal variëren. De verschillen in rooitijdstip waren in het algemeen groter dan de verschillen in bloeitijdstip. Het bloeitijdstip in 2001 was circa twee weken later dan in 2002, het rooitijdstip was circa 10-14 dagen later.

Vroeger dan  of gelijk met ‘Leen van der Mark’ bloeiden de cultivars ‘Monte Carlo’, ‘Chato’, ‘Cherida’, ‘Dynasty’ en ‘Synaeda Orange’. De cultivar ‘Ninja’ was soms iets vroeger en soms iets later. Gelijk of iets later dan ‘Leen van der Mark’ bloeiden de cultivar ‘Zorro’. Enkele dagen later dan ‘Leen van der Mark’ bloeiden de cultivars ‘Laura Fygi’, ‘Pretty Woman’, ‘Rocky Mountains’, en ‘Très Chic’.

Cherida’ werd gelijk of iets vroeger gerooid dan ‘Leen van der Mark’. De cultivars ‘Chato’, ‘Dynasty’ ‘Synaeda Orange’, ‘Très Chic’, en ‘Zorro’ werden op klei ongeveer gelijk gerooid met ‘Leen van der Mark’ en op zand iets later. De overige cultivars werden later gerooid dan ‘Leen van der Mark’.

 

Opbrengst  De opbrengst en de verklistering van de ziftmaten 9 en 10 is nauwkeurig vastgesteld en is in de tabellen 4, 5, 7 en 8 weergegeven. De gegevens van de maten zift 9 en 10 geven een goed beeld van de opbrengst van de gehele partij. In tabel 6

 is de opbrengst per RR2 weergegeven van alle opgeplante maten.  

Naast de zuurwaarnemingen tijdens de teelt is ook een zuurtoets uitgevoerd op het Testcentrum voor Siergewassen volgens een vast protocol. In de tabel 3 staan, naast het zuur tijdens de teelt, de uitkomsten van de zuurtoets weergegeven (na uitzieken in Fusarium besmette grond). Hierbij moet worden opgemerkt dat bij de zuurtoets de ziektedruk zeer hoog is en veel hoger dan in een normale praktijksituatie.

Grofweg kan bij de zuurtoets worden gesteld dat een percentage ziek van 10 procent en lager wil zeggen dat de cultivar in de praktijk weinig zuurrisico kent. Een percentage tussen 10 en 90 procent kent in de praktijk een gemiddeld zuurrisico en hoger dan 90 procent kent in de praktijk een hoog zuurrisico. Combinatie van de teeltgegevens en de toets van het testcentrum geven gezamenlijk een indicatie van de zuurgevoeligheid van de betreffende cultivar. De gegevens kunnen niet als absolute waarden worden gehanteerd, omdat het optreden van zuur in de teelt van veel factoren afhankelijk is.

Bij de zuurwaarnemingen tijdens de teelt bleek dat in het leverbaar weinig zuur voorkwam. Het percentage was lager dan 1%. Alleen bij ‘Dynasty’ kwam 1% (zand)  tot 2% (klei) zuur voor in het leverbaar en bij ‘Zorro’ 1% zuur in het leverbaar bij teelt op klei.

Bij de zuurtoets uitgevoerd op het Testcentrum voor Siergewassen bleek dat de cultivars ‘Dynasty’ , ‘Rocky Mountains’, ‘Très Chic’ en Zorro  een hoog zuurrisico hebben. Bij  ‘Leen van der Mark’ kwam uit de toets een gemiddeld zuurrisico, dit in tegenstelling tot vorige jaren toen had ‘Leen van der Mark’ een hoog zuurrisico. De cultivars ‘Ninja’, ‘Pretty Woman’ en ‘Synaeda Orange’ hadden een gemiddeld zuurrisico. ‘Cherida’ en ‘Laura Fygi’ hadden, evenals ‘Monte Carlo’, een laag zuurrisico.

 

Clustergewicht en verklisteringsgetal De opbrengst van de ziftmaten 9 en 10 opgeplant staat weergegeven in de tabellen 4 en 5. De verklisteringsgetallen staan in tabel 7 en 8. De cijfers in deze tabellen zijn statistisch verwerkt en zijn een goede vergelijking tussen de cultivars. De opbrengsten per RR2 van alle plantmaten zijn weergegeven in tabel 6 en geven de telers een indicatie van de opbrengst in een praktijksituatie. Doordat in het eerste jaar een vaste verhouding in de maten is gekozen, kan de opbrengst van de cultivars in de praktijk wel iets afwijken. De samenstelling van een praktijkpartij zal in sommige gevallen afwijken van de voor het onderzoek als standaard gekozen plantgoedsamenstelling. Daarnaast is de opbrengst berekend vanuit een klein oppervlak en de ervaring leert dat de opbrengsten dan veelal relatief hoog zijn.

De opbrengst wordt bepaald door het gemiddeld clustergewicht (gewicht in gram per geoogste cluster) en het percentage 11/12 en 12/op. Het percentage 11/12 en 12/op is bepaald ten opzichte van het aantal geoogste clusters. Dit staat weergegeven in tabel 4 en 5. De verklistering wordt weergegeven door het verklisteringsgetal en het gewichtspercentage hoofdbollen. Het verklisterings­getal is het gemiddeld aantal klisters per hoofdbol. Het gewichtspercentage hoofdbollen is het gewicht van de hoofdbollen in percentage van het totaal geoogst gewicht. Extreme verklistering kwam bij geen van de cultivars voor. De verkliste­ring staat weergegeven in tabel 7. Verder staan in tabel 8 de huidkwaliteit en het percentage uitval weergegeven. De uitval te velde betreft de bollen die tijdens de teelt verloren zijn gegaan, ze zijn wel geplant maar niet gerooid.

 

Opbrengstverschillen Geen van de cultivars gaf een betrouwbaar lager clustergewicht dan de referentiecultivars. Alleen ‘Laura Fygi’ gaf een hoger betrouwbaar clustergewicht. ‘Chato’ gaf op beide locaties het laagste clustergewicht.

De cultivars ‘Ninja’ en ‘Zorro’ gaven meer 12/op en ook totaal leverbaar dan de referentiecultivars, het percentage 11/12 was echter lager. De overige cultivars gaven een vergelijkbaar percentage 12/op en totaal leverbaar als de referentiecultivars. De cultivar ‘Très Chic’ gaf het laagste percentage 12/op, dit aantal was niet betrouwbaar lager dan van de referentiecultivars. Er werden echter relatief iets meer zift 11/12 geoogst, waardoor het percentage totaal leverbaar toch vergelijkbaar was met de referentiecultivars.

In tabel 6  staat de opbrengst per RR2. Het aantal leverbaar per RR2 was gemiddeld 782 stuks, de cultivars ‘Monte Carlo’ en ‘Synaeda Orange’ gaven minder leverbaar dan gemiddeld. ‘Laura Fygi’ en ‘Zorro’ gaven meer leverbaar per RR2 dan gemiddeld. Ten opzichte van de referentiecultivars gaf geen van de cultivars betrouwbaar meer of minder leverbaar.

 

Verklistering en hoeveelheid plantgoed   Per 100 geoogste clusters gaven de cutlivarsChato’, ‘Ninja’, ‘Rocky Mountains’ en ‘Zorro’ minder plantgoed dan de referentiecultivars. Per cluster gaf geen van de cultivars meer plantgoed dan de referentiecultivars

De hoeveelheid plantgoed per RR2 van ‘Synaeda Orange’ was wel hoger dan van de referentiecultivars. De cultivars ‘Chato’, ‘Ninja’, ‘Rocky Mountains’ en ‘Zorro’ gaven minder plantgoed per RR2 dan de referentiecultivars.

Het verklisteringsgetal van ‘Rocky Mountains’ was gemiddeld lager dan 1,0. Het verklisteringsgetal van de cultivars ‘Chato’, ‘Ninja’ en ‘Zorro’ was tussen 1,0 en 1,5 en dus ook laag. Het verklisteringsgetal van ‘Laura Fygi’ was gemiddeld 1,8 en daarmee ook lager dan het verklisteringsgetal van de referentiecultivars. ‘Très Chic’ had een verklisteringsgetal van gemiddeld 2,8 (gemiddeld over beide locaties en beide plantmaten) maar was daarmee niet betrouwbaar hoger dan ‘Leen van der Mark’.

Het gewichtspercentage van de hoofdbollen van de cultivars ‘Chato’, ‘Ninja’, ‘Rocky Mountains’ en ‘Zorro’ was hoger dan van de referentiecultivars. Alleen van ‘Dynasty’ zift 10/11 geplant was het gewichtspercentage van de hoofdbollen lager dan van de referentiecultivars. Bij geen van de cultivars was sprake van extreme verklistering.

 

Uitval en huidkwaliteit  Het percentage uitval tijdens de bewaring was laag en lag bij alle cultivars beneden de 1%. Het percentage uitval te velde was gemiddeld 5%. Het meeste uitval trad op bij ‘Chato’ (8%) en ‘Dynasty’ (7%).

De meeste cultivars hadden een normale tot goede huidkwaliteit, vooral op zandgrond. Per jaar en per locatie was er wel eens wat verschil in huidkwaliteit. Op zowel zand- als kleigrond had de cultivar ‘Rocky Mountains’ soms een mindere huidkwaliteit, ‘Ninja’ en ‘Zorro’ hadden meest een matige of slechte huidkwaliteit. De referentiecultivars ‘Leen van der Mark’ en ‘Monte Carlo’ en de cultivar ‘Dynasty’ hadden op kleigrond soms een matige huidkwaliteit.

 

 

RESULTATEN BROEIERIJ

 

Drie trekken  De bollen van de maten 11/12 en 12/op zijn in 2001/2002 en in 2002/2003 in drie perioden afgebroeid. De cultivars worden in twee van de drie perioden afgebroeid, met uitzondering van de referentiecultivars.Als er te weinig bollen waren, is er in twee perioden gebroeid. De inhaaldata waren 19/18 december, 9/8 januari, 6/5 februari (respectievelijk seizoen 001/2002 en 2002/2003). In tabel 9 staan de koudeweken en de tijdstippen van afbroei van de cultivars. Het gegeven aantal koudeweken is gebaseerd op gegevens van Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf en de inzenders.

Het broeizeizoen 2001/2002 was een wat laat broeiseizoen, daardoor waren de tulpen in de eerste trek wat stug.

De planten zijn gebroeid op kisten en in veilstadium geoogst. Vervolgens zijn de planten gemeten en gewogen. De gegevens staan in tabel 10 en 11.

In de tabel staat weergegeven:

-        gewicht = gemiddeld gewicht per geoogste steel

-        totale lengte = de lengte van onderkant steel tot bovenkant bloem

-        bladlengte = lengte van onderkant steel tot bovenkant langste blad

-        pootlengte

-        bloemgrootte = de lengte van de bloemknop in veilstadium

-        bloem in blad = aantal centimeter dat de bovenkant bloem korter is dan het langste blad, bij een negatief getal steekt de bloemknop boven het blad uit

-        percentage veilbare planten

-        kasdagen = dagen van inhalen tot einde oogst

-  oogstperiode = aantal dagen waarop geoogst werd

 

De stelen van de bollen geteeld op klei waren gemiddeld zwaarder dan van de bollen geteeld op zandgrond (gemiddeld over alle behandelingen 3,8 gram). De stelen van de cultivars ‘Chato’, ‘Laura Fygi’, ‘Ninja’ en ‘Zorro’ waren zwaarder dan van de referentiecultivars. De stelen van ‘Dynasty’ waren in de toegepaste trekken zwaarder dan van de referentiecultivars, hoewel dit in het gemiddelde niet tot uitdrukking kwam. De stelen van ‘Synaeda Orange’ en ‘Très Chic’ waren lichter dan van de referentiecultivars.

 

De stelen waren iets langer van de bollen geteeld op klei dan van de bollen geteeld op zand. Bij zowel de zift 11/12 als 12/op waren de stelen van ‘Zorro’ en ‘Ninja’ langer dan van de referentiecultivars, bij trek 3 waren ook de stelen van ‘Chato’ langer dan van ‘Leen van der Mark’. Bij trek 1 en trek 2 zift 11 waren ook ‘Cherida’ en Dynasty  langer dan ‘Leen ven der Mark’. Geen van de cultivars was korter dan ‘Leen van der Mark’.

De cultivars ‘Chato’, ‘Cherida’, ‘Dynasty’, ‘Ninja’ en ‘Synaeda Orange’ en ‘Zorro’ gaven over het algemeen iets langer blad dan de referentiecultivars.  Het blad van ‘Rocky Mountains’ was soms iets korter.

 

Gemiddeld was bij beide ziftmaten de pootlengte 14 cm. De pootlengte van de cultivars ‘Dynasty’ en ‘Synaeda Orange’ was langer dan van de referentiecultivars. Geen van de cultivars had een pootlengte korter dan 10 cm.

De bloemgrootte van de cultivars ‘Syneada Orange’ en ‘Très Chic’ was groter dan van de referentiecultivars.

De bloem van de cultivar ‘Zorro’ en ‘Ninja’ zat vrijwel gelijk met het blad. De bloemen van ‘Cherida en Synaeda Orange’ zaten vrij diep in het blad.

Het percentage veilbaar was gemiddeld 88% voor zift 11 en 91% voor zift 12. Bij ‘Monte Carlo’ kwam met name bij zift 12/op van het zand nogal wat holle stelen voor. Verder kwam veel uitval voor bij ‘Chato’ (met name trek 3, zift 12) , ‘Rocky Mountains’ en ‘Zorro’.

Het aantal kasdagen bij zift 11/12 was gemiddeld 26 dagen en bij zift 12/op gemiddeld 25 dagen. Bij zowel trek 1 als trek 2 was het aantal kasdagen van de cultivar ‘Ninja’ vrij lang. Bij zowel trek 2 als trek 3 was het aantal kasdagen van de cultivars ‘Dynasty’, ‘Très Chic’ en ‘Zorro’ langer ten opzichte van de overige cultivars.

De oogstperiode was gemiddeld 4 tot 5 dagen. Een iets langere oogstperiode (>6 dagen) kwam voor bij ‘Dynasty’ en ‘Ninja’(trek 1), ‘Monte Carlo’ (trek 2 zift 11) en ‘Très Chic’ (zift 11 trek 3).

 

 

HOUDBAARHEID

 

Bloementest  Een aantal planten van de afgebroeide partijen is naar Bloemenveiling FloraHolland te Rijnsburg getransporteerd, zodat daar de houdbaarheid kon worden  bepaald. Op de bloemenveiling zijn de stelen na een transportsimulatie van 4 dagen bij 8oC op de vaas gezet. Daarna zijn de bloemen beoordeeld en is vastgesteld of de bloemen nog sierwaarde hadden. Per cultivar zijn 2 tot 6 bossen beoordeeld op houdbaarheid. 

 

De beoordeling was als volgt:

Eenmalig:

·       aanvoerrijpheid (volgens VBN)

·       doorgroeien van de nek, na 6 dagen of als de sierwaarde eerder verloren ging op het moment van afschrijven

·       maximale bloemgrootte

·       houdbaarheid

·       reden van afschrijven

 

Driemaal per week:

·       steelstand/zwierigheid (stengelkromming; 1 = zwierig/krom, 10 = recht,)

·       bladpunten (1 = geen, 10 = zeer ernstig)

·       bladkleur (1 = groen, 10 = geel)

 

De grondsoort had geen invloed op de houdbaarheid. In tabel 12 zijn de gegevens dan ook gemiddeld over de grondsoort/herkomst van de bollen.

De ziftmaat van de gebroeide bollen had effect op de bloemgrootte. Gemiddeld was de bloemgrootte van zift 12/op iets groter dan van 11/12.

In de tabel staat de beoordeling voor zwierigheid, blad- en bloemkleur en bladpunten op de eerste beoordelingsdag (dag 3 tot 6) weergegeven.

 

De houdbaarheid was gemiddeld 6,9 dagen en varieerde van 5,4 dagen bij ‘Ninja’ tot 8,2 dagen bij ‘Rocky Mountains’. Alleen de cultivars ‘Cherida’ (5,6) en ‘Ninja’ (5,4) waren iets korter houdbaar dan de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’ (6,1).

De maximale bloemgrootte van de cultivars varieerde van 6,6 cm bij ‘Leen van der Mark’ tot 9,0 cm bij ‘Pretty Woman’. Gemiddeld was de grootte 7,6 cm. 

 

Gemiddeld werd een waardering van 3,2 gegeven voor de bladpunten. Er waren geen cultivars met ernstige bladpunten. Het maximaal gegeven cijfer was 4,5 bij Syneada Orange  en 4,6 bij ‘Ninja’. De cultivar Cherida’ had het minste last van bladpunten en kreeg een 2,0.

De bladkleur was over het algemeen goed groen (gemiddeld 1,3). Ten opzichte van de overige cultivars had alleen ‘Chato’ iets minder groen blad (2,3). 

Gemiddeld was het cijfer voor de steelstand 8,1. De laagste cijfers (lager dan 7) werden gegeven aan ‘Chato’, ‘Dynasty’ en ‘Monte Carlo’. De cultivar ‘Chato’ heeft een goed gevulde, pioenachtige bloem en is daardoor zwaar. De cultivars ‘Laura Fygi’, ‘Synaeda Orange’ en ‘Très Chic’ kregen voor steelstand een cijfer hoger dan 9.

Op de vaas groeiden de cultivars gemiddeld 10,1 cm door. De cultivars ‘Dynasty’, ‘Rocky Mountains’ ,Zorro’ en de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’ groeide het meeste door, namelijk meer dan 13 cm. Het minste doorgroei was waarneembaar bij ‘Très Chic’, 4,3 cm.

 

De meeste cultivars bloeiden met open bloemen. Alleen ‘Laura Fygi’ en ‘Leen van der Mark’ gingen niet altijd goed open.

De meeste cultivars werden afgeschreven vanwege bloemverdroging. Rui trad bij ‘Pretty Woman’ en ‘Zorroop. 

 

 

HET WEER

 

In de tabellen 13 tot en met 15 zijn de gemiddelde temperatuur per maand, de neerslagsom per maand en de hoeveelheid straling per maand weergegeven van het meetpunt op De Kooy in Den Helder en in Berkhout (nabij Hoorn).

 

Het jaar 2000 was uitzonderlijk warm, nat en met de normale hoeveelheid zon. De gemiddelde temperatuur van juli was beneden normaal, de overige maanden waren warmer dan normaal. De hoeveelheid zonneschijn was normaal. De maanden mei, oktober en november waren nat, de maanden juni, juli en augustus waren droog.

 

Het jaar 2001 was warm, nat en zonnig. Vooral de maanden juli, augustus en oktober waren warmer dan normaal. Alleen de maanden maart en december waren kouder dan normaal. De maanden augustus en september waren extreem nat, ook februari en april waren nat. Alleen de maand juni was droger dan normaal. De maanden maart en in mindere mate september waren somber. De maanden mei tot en met juli waren zonniger dan normaal.

 

Het jaar 2002 was zeer warm, zonnig en nat. Vrijwel alle maanden waren warmer dan normaal, alleen de maanden oktober en december waren iets kouder dan normaal. Vooral augustus was extreem warm.

In 2002 waren vooral de maanden februari, juli en augustus extreem nat. De maanden maart, september en november waren iets droger dan normaal. Maart was zeer zonnig, december was somber.