GEBRUIKSWAARDEONDERZOEK TULP

Verslag van de tiende serie cultivars 2005/2006 en 2006/2007.

 

Inleiding

 

Het Gebruikswaarde-onderzoek tulp nieuwe stijl is in 1996 gestart door de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB). Een commissie bestaande uit onder andere telers, handelaren en veredelaars begeleidt dit onderzoek, dat bestaat uit teeltonderzoek op twee locaties (zand- en kleigrond), broeierijonderzoek en houdbaarheidsonderzoek. Doel van het gebruikswaarde-onderzoek is het in kaart brengen van teelt- en broei-eigenschappen en houdbaarheid van nieuwe(re) tulpencultivars.

Dit verslag behandelt de resultaten van de tiende groep cultivars, die in het onderzoek is opgenomen. De resultaten van deze en eerdere series zijn te vinden op internet via www.kavb.nl  onder GWOT

 

Opzet

In het onderzoek worden een aantal cultivars vergeleken met twee referentiecultivars ‘Leen van der Mark’ en ‘Monte Carlo’. De tien nieuwe(re) cultivars van deze tiende serie zijn:

‘Brunello’, ‘Caractère’, ‘Curly Sue’, ‘Dakar’, ‘Flash Point’, ‘Foxtrot’, ‘Full House’, ‘Honeymoon’, ‘Horizon’ en ‘Showbizz’.

In de zomer van 2005 is van deze cultivars bolmateriaal van de ziftmaten 5 + 6, 7 + 8 en 9 en 10 aangekocht. Dit materiaal werd verdeeld in twee porties en opgeplant op de proeflocaties Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) op de Floratuin in Julianadorp en op Proeftuin Zwaagdijk. Per cultivar is per locatie totaal circa 1 RR2 opgeplant (in twee herhalingen van 0,5 RR2). Na de oogst in 2006 zijn de leverbare maten 11 en 12/op afgebroeid bij Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf in ‘t Veld. Het geoogste plantgoed werd in het najaar van 2006 wederom op de teeltlocaties opgeplant. Voor het zand was in het tweede jaar gekozen voor een perceel in Breezand, bij de Fa. A. J. Kroon en Zn. aan de Zandvaart. De bollen van de oogst in 2007 werden weer afgebroeid door Van den Hoek in de winter van 2007/2008. Na de oogst is van elke cultivar een aantal bossen tulpen op houdbaarheid,  sierwaarde en kwaliteit getoetst bij FloraHolland (vestiging Rijnsburg).

Tijdens de teelt en broei zijn normale teeltmaatregelen toegepast. De bollen werden in twee herhalingen opgeplant om mogelijke standplaatseffecten uit te sluiten. Het plantgoed waarmee in 2005 is gestart had in principe de volgende samenstelling:

3,75 kg zift10

3,75 kg zift 9

3,75 kg zift 7 + 8

1,25 kg zift 5 + 6

 

De bollen zijn opgeplant bij de volgende plantdichtheden:

zift 10   120 stuks per m bed

zift 9     140 stuks per m bed

zift 7+8        150 stuks per m bed

zift 5+6 280 stuks per m bed

De grond op de Floratuin en aan de Zandvaart zijn zandgronden, de grond op Proeftuin Zwaagdijk is een kleigrond. In tabel 1 zijn de belangrijkste bodemkundige eigenschappen van de locaties weergegeven.

 

Resultaten teelt

Tiende serie cultivars

 

Ziekten en afwijkingen te velde

Tijdens het groeiseizoen zijn de door virussen aangetaste planten verwijderd (visueel beoordeeld) en zijn de symptomen zoveel mogelijk beschreven. Verder is gekeken naar de aanwezigheid van dwalingen en dieven binnen de aangeschafte partijen. De aantallen virusplanten op het veld kunnen slechts als indicatie van de gevoeligheid voor virussen worden gezien.

In 2006 werden alleen bij ‘Curly Sue’ en ‘Flash Point’ gemiddeld 9 virusplanten per RR aangetroffen, bij alle andere cultivars was het aantal lager dan 5.

Dwalingen kwamen slechts in lage aantallen voor  (in de meeste cultivars hooguit 1 à 2 per RR, maar in ‘Curly Sue’ 4.  Dieven kwamen zowel op zand als op klei in beide teeltjaren niet voor in deze serie. In 2006 werd koubont gezien in  ‘Leen van der Mark’. Het gehele proefveld op de Floratuin had een schrale stand. Voor het tweede teeltjaar op zand is daarom een andere locatie gekozen waar, naar later bleek, de stand goed was. 

 

Vroegheid

Alle bloemen zijn gekopt per cultivar als het gewas in volle bloei was. Het rooitijdstip werd ook per cultivar vastgesteld op het moment dat de hoofdbol een bruin wangetje kreeg.

In tabel 2 zijn bloei- en rooidata per cultivar weergegeven ten opzichte van de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’. De onderlinge afrijpingsverschillen en dus het rooitijdstip van cultivars ten opzichte van elkaar kan van jaar tot jaar echter nogal variëren.

Op zand en op klei bloeide ‘Leen van der Mark’ in 2007 eerder dan in 2006. In 2006 was het tot eind april vrij koud en kwamen veel tulpen direct in bloei toen het begin mei ineens warmer werd. Landelijk werd toen ook een vrij korte bloeiperiode geconstateerd.

‘Leen van der Mark’ wordt in de tabel (tabel 2) als peildatum aangehouden. ‘Monte Carlo’ bloeit altijd eerder, maar dat verschil is niet elk jaar even groot. Gelijk met ‘Monte Carlo’ bloeide ‘Flash Point’ op zand en op klei. Op klei alleen waren ook ‘Foxtrot’ en ‘Full House’ gelijk of zelfs eerder in bloei dan ‘Monte Carlo’. Later dan ‘Leen van der Mark’ bloeiden ‘Caractère’, ‘Curly Sue’, ‘Honeymoon’ en ‘Showbizz’. Op zand kwam daar ook ‘Dakar’ bij.

 

Rooitijdstip

De rooitijdstippen laten zien dat er per jaar en per tuin al gauw verschillen ontstaan. Gemiddeld over alle cultivars (zand en klei) werd er in beide jaren op 2 juni gerooid. Gemiddeld over alle cultivars werd er op zand drie dagen eerder gerooid dan op klei.

Er waren geen cultivars extreem vroeger gerooid dan ‘Leen van der Mark’. Er waren wel enkele cultivars die tot drie weken later werden gerooid dan ‘Leen van der Mark’. Deze cultivars waren ‘Brunello’, ‘Curly Sue’  en ‘Showbizz’. Een enkele keer laat waren ook ‘Caractère’ en ‘Foxtrot’.

 

Opbrengst

De opbrengst van plantmaat 9 en 10 is nauwkeurig vastgesteld. De opbrengst per cultivar van de ziftmaat 9 staat in tabel 4 weergegeven. Van zift 10 staan deze waarden in tabel 5. Het gaat om het relatief clustergewicht, het aantal stuks 11/12, het aantal stuks 12/op en het totaal (11/op) en het aantal kilo’s plantgoed per 100 geoogste clusters. De gegevens van de maten zift 9 en 10 geven een goed beeld van de opbrengst van de cultivars per grondsoort, gemiddeld over twee jaar.

In tabel 6 staat de totale opbrengst per RR van alle plantmaten. Dit geeft een indicatie van de opbrengst in een praktijksituatie. Doordat in het eerste jaar een bepaalde vaste verhouding in de maten is gekozen, kan de opbrengst van de cultivars afwijken van de praktijk. Daarnaast is de opbrengst in dit onderzoek berekend vanuit een klein oppervlak en de ervaring leert dat de opbrengsten dan relatief hoog zijn ten opzichte van grote oppervlaktes. Onderling zijn de opbrengsten echter goed vergelijkbaar. De opbrengst moet daarnaast ook gezien worden in verhouding tot de referentiecultivars, die om die reden ook altijd in het gebruikswaarde­onderzoek worden meegenomen.

De verklisteringsgetallen en het gewichtsaandeel van de hoofdbollen staan in tabel 7. Ook deze zijn een goede vergelijking tussen de cultivars onderling.

 

Zuuraantasting

Naast de zuurwaarnemingen tijdens de teelt werd ook een zuurtoets uitgevoerd bij Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO) volgens een vast protocol. Combinatie van de teeltgegevens en de toets van PPO samen geven een indicatie van de zuurgevoeligheid van de betreffende cultivar. De gegevens kunnen niet als absolute waarden worden gehanteerd, omdat het optreden van zuur in de teelt van veel factoren afhankelijk is.

In tabel 3 staan naast de uitslagen voor het zuur tijdens de teelt ook de uitkomsten van de zuurtoets weergegeven (percentage zieke bollen na uitzieken in met Fusarium besmette grond). Hierbij moet worden opgemerkt dat bij de zuurtoets de ziektedruk veel hoger wordt aangebracht dan in een normale praktijksituatie. In 2008 werden bijna alle cultivars in deze toets uiteindelijk ziek. ‘Flash Point’ bleef 100% gezond en er waren enkele bollen van ‘Monte Carlo’ niet aangetast.

Bij de zuurwaarnemingen in het leverbaar (peildatum 10 dagen na rooien) kwam weinig zuuraantasting voor. Bijna alle cultivars van deze tiende serie gaven een zuurpercentage van 0,5% of lager te zien. ‘Brunello’ en ‘Showbizz’ hadden een iets hoger percentage zuur, ‘Showbizz’ op klei zelfs 2,3%. Op zand waren ook ‘Foxtrot’ en ‘Dakar’ iets meer dan gemiddeld aangetast.

 

Verklisteringsgetal

De verklistering wordt weergegeven in tabel 7 door middel van het verklisteringsgetal en het gewichtspercentage hoofdbollen. Het verklisterings­getal is het gemiddeld aantal klisters per hoofdbol (zonder de hoofdbol). Het gewichtspercentage van de hoofdbollen is het gewicht van de hoofdbollen in verhouding tot het totaal geoogst gewicht.

Op kleigrond is gemiddeld meer verklistering dan op zandgrond; klei gemiddeld 2,0 en zand 1,6. Ook is de verklistering van plantmaat 10 hoger dan van zift 9: zift 10 2,0 en zift 9 1,6.

De cultivars met een gemiddeld verklisteringsgetal gelijk aan ‘Monte Carlo’ (gemiddeld verklisteringsgetal = 2,2) en ‘Leen van der Mark’ (2,1) waren:  ‘Brunello’, ‘Caractère’, ‘Full House’, ‘Honeymoon’ en ‘Showbizz’. Minder verklistering dan de referentiecultivars hadden de cultivars: ‘Curly Sue’, ‘Flash Point’, ‘Foxtrot’ en ‘Horizon’. ‘Dakar’ had ten opzichte van deze laatste groep een nog lager verklisteringsgetal van gemiddeld 0,4.

Het gewichtspercentage van de hoofdbol ten opzichte van het totale clustergewicht was bij de teelt van klei en zand nagenoeg gelijk. ‘Dakar’ had steeds de hoogste waarde, wat overeenkomt met het gevonden lage verklisteringsgetal. Dat was ook het geval voor ‘Curly Sue’, ‘Flash Point’, ‘Foxtrot’ en ‘Horizon’ die in overeenstemming met het verklisteringsgetal een gewichtsaandeel van de hoofdbol (gemiddeld over de maten en grondsoorten) hoger dan ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’ te zien gaven.

 

Opbrengstverschillen

In het eerste jaar op zand stonden de bollen opgeplant op de Floratuin. Hier was de opbrengst lager dan normaal . De tuin werd (achteraf) aangemerkt als een schrale tuin. Voor het tweede teeltjaar op zand is uitgeweken naar een perceel dat reeds lang in gebruik is voor bollenteelt, met meer groeikracht.

De opbrengst op de klei lag gemiddeld hoger dan op het zand. Zowel bij de oogst van opgeplant zift 9 als van opgeplant zift 10 lagen het clustergewicht, het aantal stuks 11/op en het totaalgewicht van het plantgoed hoger op de klei (tabel 4 en 5). 

Het relatief clustergewicht van ‘Showbizz’ lag steeds het hoogst, zowel bij zand als klei en bij beide plantmaten. Alleen ‘Caractère’ zift 10 groeide op klei nog weer beter. Statistisch zijn de overige cultivars gelijk aan de referentiecultivars ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’.

Leverbare maten zijn een belangrijke opbrengstfactor. Op zand zit relatief meer leverbaar in de maat 11/12, bij klei is dat meer in de maat 12/op. Het aantal 11/12 en 12/op samen (11/op) is bij kleigrond hoger. ‘Monte Carlo’ produceerde beter dan ‘Leen van der Mark’ op kleigrond. Bij zand is dat omgekeerd, zowel bij zift 9 (tabel4) als bij zift 10 (tabel 5). Statistisch is bij de maat 11/12 weinig verschil. Opvallende waarden zijn ‘Curley Sue’, die op klei van maat 9 een erg laag aantal 11/12 produceerde. Een laag aantal 11/12 zien we ook bij zift 10 opgeplante ‘Dakar’ op zand.

Kijken we naar de opbrengst in de maat 12/op dan zijn de aantallen daarvan op zand geteeld lager van ‘Honeymoon’ (zift 9 en 10), ‘Full House’ (zift 10)  en ‘Horizon’ (zift 9) dan de referentiecultivars. Bij klei is geen sprake van statistische verschillen in de maat 12/op.

In het totaal leverbaar (11/op) valt op zand alleen ‘Honeymoon’ nog onder de referentie­cultivars, bij beide plantmaten. Op zand (van zift 9) gaven ‘Brunello’ en ‘Dakar’ de hoogste aantallen 11/op. 

Wat de plantgoedopbrengst betreft gaf ‘Dakar’ een lager gewicht dan de referentiecultivars. Op zand (en klei zift 9) was ‘Showbizz’ een positieve uitschieter.

 

Opbrengst per RR

Bij de totale opbrengst per roe in tabel 6 is wat het gerooide plantgoed betreft ‘Dakar’ steeds lager dan de referentiecultivars, zowel bij zand als bij klei en in de maten 5 t/m 8 èn 9 + 10. In de kleine maten gaven ook ‘Brunello’, ‘Horizon’ en ‘Curly Sue’ een lagere opbrengst.

‘Dakar’ blijkt een dikke bollenmaker, want bij de maat 12/op staat deze cultivar juist weer hoog, met name op zandgrond. Op zand gaf ‘Honeymoon’ minder 12/op dan de referentiecultivars.  De gemiddelde opbrengst op zand en op klei liggen dit keer redelijk dicht bij elkaar, ondanks het feit dat de stand van het gewas slecht was in het eerste teeltjaar op zand (locatie Floratuin).

 

Uitval en huidkwaliteit

Uitval tijdens de teelt en na de bewaring (van het leverbare deel) staan in tabel 8. In deze tabel staat ook de beoordeling van de huidkwaliteit weergegeven. De uitval te velde betreft de bollen die tijdens de teelt verloren zijn gegaan. Ze zijn wel geplant maar niet gerooid. Hier viel ‘Showbizz’ op met 11,7% uitval te velde. ‘Foxtrot’ vertoonde het minste uitval.

Bij het uitval tijdens de bewaring is Fusarium vaak de reden, maar Penicillium of andere oorzaken zitten hier ook bij in. De percentages liggen hier op een lager niveau. Bijna tot geen uitval zagen we bij ‘Curly Sue’, ‘Foxtrot’ en ‘Full House’, terwijl 1,2% bij ‘Brunello’ hier het hoogste uitvalspercentage is. 

Slechte huidkwaliteit kwam voor bij ‘Curly Sue’, ‘Full House’ en ‘Showbizz’, zowel op zand als klei. De andere cultivars scoorden gemiddeld tot normaal (een enkele cultivar matig). ‘Brunello’ was de enige cultivar die zeer goed scoorde.  

 

 

Resultaten Broeierij

 

De leverbare bollen van de maten 11/12 en 12/op zijn afgebroeid in 2006/2007 en in 2007/2008, beide jaren in drie perioden (januari, februari en maart ). Per cultivar zijn de twee meest geschikte, aaneengesloten periodes van afbroei gekozen. Tabel 9 geeft daarvan een overzicht met het gekozen aantal koudeweken. Het aantal koudeweken is gekozen op basis van gegevens van Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf en van de inzenders. De inhaaldata waren in het eerste jaar van afbroei met de inhaaldata 3 januari, 31 januari en 28 februari. In het seizoen 2007/2008 waren de inhaaldata 27 december 2007, 30 januari en 28 februari.

De planten zijn gebroeid op kisten en in veilstadium geoogst. Vervolgens zijn de planten gemeten en gewogen. De broeiresultaten van de bollen van maat 11/12 staan samengevat in tabel 11, de resultaten van afbroei van bolmaat 12/op staan in tabel 10 weergegeven.

Verklaring van de gebruikte termen:

-        gewicht = gemiddeld gewicht per geoogste steel

-        lengte totaal = de lengte van onderkant steel tot de bovenkant van de bloem

-        lengte blad = lengte van onderkant steel tot de bovenkant van het langste blad

-        lengte poot = lengte gemeten vanaf de onderkant van de steel tot de aanhechting van het onderste blad

-        bloemgrootte = de lengte van de bloemknop in veilstadium

-        bloem in blad = aantal centimeter dat de bovenkant bloem korter is dan het langste blad, bij een negatief getal steekt de knop boven het blad uit

-        percentage veilbaar = het aantal planten met normale veilingkwaliteit

-        kasdagen = het aantal dagen van inhalen tot einde oogst

-   oogstperiode = het aantal dagen waarop geoogst werd

 

De bloemen van bollen geteeld op klei waren gemiddeld zwaarder dan van de bollen geteeld op zandgrond. Het verschil bedroeg gemiddeld over alle behandelingen 4,2 gram bij maat 12/op en 3 gram bij 11/12. Over beide jaren en plantmaten, waren de cultivars ‘Curly Sue’, ‘Showbizz’ en ‘Dakar’ steeds gemiddeld zwaarder dan de referentiecultivars, (‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’) zowel op zand als op klei. Op zand was ook ‘Caractère’ zwaarder dan de referentiecultivars. De resultaten verschillen iets per opgeplante bolmaat bij de bollen van de klei. ‘Curly Sue’ is bij zift 12/+ niet zwaarder maar gelijk aan de referentiecultivars. Bij deze maat is ‘Horizon’ juist weer zwaarder. Gemiddeld lichter waren ‘Honeymoon’ (behalve zift 11/12 van klei) en ‘Full House’ en ‘Brunello’, beide bij zift 12/op en ‘Full House’ ook bij zift 11/12. 

Het verschil in plantlengte tussen bollen van zand en van klei was relatief klein. Tulpen van kleibollen waren van zift 11/12 gemiddeld 0,7 cm langer dan van zand. Het verschil was 0,6 cm bij 12/op. Gemiddeld korter dan de referentiecultivars waren ‘Brunello’ en ‘Foxtrot’. Bij zift 12/op was ook ‘Full House’ korter. ‘Honeymoon’ vertoonde korte planten bij bollen zift 12/op van het zand. De tulpen langer dan de referentiecultivars waren ‘Dakar’, ‘Caractère’ (alleen bij 12/op) en ‘Showbizz’ (zandbollen in beide maten). Alle andere cultivars zaten in de middenmoot, deze waren gemiddeld gelijk in lengte aan ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’.

De pootlengte varieerde van 8 tot 18 cm. ‘Brunello’ en ‘Curly Sue’ (behalve zift 11/12 op zand) waren steeds korter dan de referentiecultivars. Ook ‘Full House’ bleef korter, maar alleen bij zift 12/op. ‘Caractère’ en ‘Dakar’ (alleen zift 11/12) waren gemiddeld langer dan de referentiesoorten. Dit gold ook voor ‘Honeymoon’ van de klei.

‘Brunello’ en ‘Foxtrot’ hadden een gemiddeld korter langste blad dan de referentiecultivars. Bij zift 12/op was dit ook waar voor ‘Full House’. ‘Dakar’ en ‘Caractère’ hadden langer blad dan ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’.

Bij vrijwel alle soorten stak het langste blad uit boven de bloem. Statische verschillen ten opzichte van de referentiecultivars waren er echter niet veel. Bij zand zaten de bloemen minder diep in het blad bij ‘Foxtrot’, ‘Showbiz’ (alleen zift 11/12) en ‘Dakar’ (alleen zift 12/op). Bij de cultivar ‘Honeymoon’ van het zand zaten de bloemen het diepst in het blad.

De bloemgrootte varieerde van 4,2 cm tot 6,2 cm.  Deze variatie was op zowel zand als klei te zien. De bloemen van ‘Brunello’, ‘Horizon’, ‘Foxtrot’, ‘Honeymoon’ en ‘Curly Sue’ (de laatste niet bij zift 12 van klei) waren het kleinst en ook kleiner dan de referentiecultivars. ‘Full House’ en ‘Dakar’ gaven de grootste bloemen.

Het percentage veilbaar was gemiddeld 96,3%. Problemen rezen vooral door holle stelen bij ‘Monte Carlo’, ‘Flash Point’ en een beetje bij ‘Showbizz’, met name in de tweede trek van 2007 was dit probleem reden voor uitval.

Het aantal kasdagen bij zift 11/12 was gemiddeld 20 dagen en bij zift 12/op gemiddeld 19 dagen. Naarmate later werd ingehaald nam het aantal kasdagen af. De volgorde van de cultivars verschilde per maat. Bij zift 11/12 stond ‘Flash Point’ het minst lang in de kas en waren ‘Curly Sue’ en ‘Showbizz’  respectievelijk 23 en 25 dagen onderweg. Deze twee cultivars waren ook het langst in de kas bij de 12/op bollen, zij het dat ze een tot twee dagen sneller waren.

Bij de 12/op waren ‘Foxtrot’ en ‘Brunello’ het snelste qua aantal kasdagen.

Het aantal oogstdagen was gemiddeld 3,7 dagen. Er waren hier geen betrouwbare verschillen tussen de cultivars.

 

Houdbaarheid

 

Van de afgebroeide partijen werden per cultivar zes tot acht bossen getransporteerd naar de FloraHollandvestiging te Rijnsburg. Hier werden gegevens omtrent de houdbaarheid en de kwaliteit van de tulpen bepaald. Na een transportsimulatie van 4 dagen bij 8oC werden de bloemen op de vaas gezet, waarna ze werden beoordeeld.  De beoordeling was als volgt:

Eenmalig werd bepaald:

·       De aanvoerrijpheid (volgens VBN)

·       Het doorgroeien van de nek, na 6 dagen of als de sierwaarde eerder verloren ging op het moment van afschrijven

·       De maximale bloemgrootte

·       De houdbaarheid

·       De reden van afschrijven

 

Driemaal per week werd beoordeeld op:

·       steelstand/zwierigheid (stengelkromming; 1 = zwierig/krom, 10 = recht,)

·       bladpunten (1 = geen, 10 = zeer ernstig)

·       bladkleur (1 = groen, 10 = geel)

 

In tabel 12 staan de resultaten. De waarden zijn gemiddelden over drie broeiperioden, in twee proefjaren van de ziftmaten 11/12 en 12/op en de herkomsten (zand of klei) van de bollen.

De houdbaarheid was van alle cultivars goed, gemiddeld was de houdbaarheid 8,4 dagen.  ‘Horizon’ had het laagste aantal dagen op de vaas (6,4) en ‘Monte Carlo’ ruim 10 dagen. De cultivars ontweken elkaar niet veel wat de gemiddelde bloemgrootte betreft.

Er waren weinig opmerkingen bij de beoordeling op bladpunten, bladkleur en steelstand. Een enkele keer werd geel blad waargenomen bij ‘Curly Sue’ en ‘Caractère’. Bij ‘Showbizz’ waren in het eerste jaar bladpunten een reden voor afkeuring. Bij ‘Dakar’ zijn een keer waterstelen gezien. De gemiddelde doorgroei liep van 6 cm (‘Foxtrot’) tot ruim 12 cm (‘Leen van der Mark’, ‘Caractère’ en ‘Full House’). ‘Foxtrot’ had echter in één waarneming gemiddeld 11 cm doorgroei.  

Voor het overgrote deel van de cultivars werden de bloemen afgeschreven vanwege bloemverdroging, naast de al genoemde redenen. Bloemrui trad op een enkel geval na niet op.

 

Het weer in de seizoenen

 

In de tabellen 13 tot en met 15 is de gemiddelde temperatuur per maand, de neerslagsom per maand en de hoeveelheid straling per maand weergegeven van het meetpunt op De Kooy in Den Helder en in Berkhout (nabij Hoorn).

 

Het jaar 2005 was zeer warm, zeer zonnig en had de normale hoeveelheid neerslag. Met name januari, april, juni en de maanden september en oktober waren warmer dan normaal. De maanden januari, juni, september, oktober en december waren zonnig. Daarentegen waren maart en juli somber. De zomermaanden juli en augustus waren extreem nat, maar ook de maanden maart en april waren natter dan normaal. Juni was een droge maand.

 

Het jaar 2006 was extreem warm, zeer zonnig en had gemiddeld vrijwel de normale hoeveelheid neerslag. Wat de temperaturen betreft was het aanvankelijk koeler dan normaal in januari en maart, maar in april werd het zachter en in mei, juli (warmste julimaand sinds 1706) en september werden recordhoge temperaturen neergezet. Oktober, november en december sloten het jaar af met zeer zacht weer, gemiddeld 2,5 tot ruim 3 graden hoger dan normaal.

Wat neerslag betreft begon het jaar droog in januari, normaal in februari en maart en droog in april. Daarna was het afwisselend nat in mei, droog in juni en juli, extreem nat in augustus en weer droog in september. In oktober was het natter dan normaal en november en december waren normaal qua neerslag.

 

Het jaar 2007 was record warm, zonnig maar ook nat. Gemiddeld beliep de temperatuur een waarde van 11,2°C  tegen een langjarig gemiddelde van 9,8°C. De opwarming van het Nederlandse klimaat zet hiermee onverminderd door.  Gemiddeld over het land viel er in 2007 920 mm regen tegen 797 mm normaal. 2007 telde 1728 uren zonneschijn gemiddeld over het land. Normaal is 1550 uur per jaar.

Qua temperatuur waren de maanden januari tot en met april zachter dan het langjarig gemiddelde. In deze vier maanden werd achtereenvolgens 4,3 – 3 – 2,2 en 4,8 °C hoger dan gemiddeld waargenomen. Mei en juni waren warmer dan normaal. In juli tot en met oktober was de temperaturen gemiddeld aan het langjarig gemiddelde. November was weer zacht en december kwam op een normaal gemiddelde temperatuur uit.

Neerslag viel in 2007 vooral in het eerste halfjaar. Tot en met juli ware alle maanden natter dan normaal behalve april daarin viel bijna geen regen. In augustus, september, oktober en november viel er gemiddeld minder regen dan normaal. December was iets natter dan normaal, zij het dat de regen met name in de eerste 10 dagen viel.