GEBRUIKSWAARDEONDERZOEK TULP

Verslag van de negende serie cultivars 2004/2005 en 2005/2006.

 

Inleiding

 

Het Gebruikswaarde-onderzoek tulp nieuwe stijl is in 1996 gestart door de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB). Een commissie bestaande uit onder andere telers, handelaren en veredelaars begeleidt dit onderzoek, dat bestaat uit teeltonderzoek op twee locaties (zand- en kleigrond), broeierijonderzoek en houdbaarheidsonderzoek. Dit verslag behandelt de resultaten van de negende groep cultivars, die in het onderzoek is opgenomen. De resultaten van deze en eerdere series zijn te vinden op internet via www.kavb.nl 

 

Doel van het onderzoek

Doel van het gebruikswaarde-onderzoek is het in kaart brengen van teelt- en broei-eigenschappen en houdbaarheid van nieuwe(re) cultivars.

 

 

Opzet

In het onderzoek worden een aantal cultivars vergeleken met twee referentiecultivars ‘Leen van der Mark’ en ‘Monte Carlo’. De tien nieuwe(re) cultivars van deze negende serie waren: ‘Agrass Gold’, ‘Antarctica’, ‘Bastogne Parrot’, ‘Caïro’, ‘Eskimo Chief’, ‘Freeman’, ‘Jan Seignette’, ‘Royal Virgin’, ‘Tibet’  en ‘White Heaven’.

In de zomer van 2004 is van alle cultivars bolmateriaal van de ziftmaten 5 + 6, 7 + 8 en 9 en 10 aangekocht. Dit materiaal is verdeeld in twee porties en opgeplant op de proeflocaties Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) De Noord te St. Maartensbrug en op Proeftuin Zwaagdijk. Per cultivar is per locatie totaal ca. 1 RR2 opgeplant (in 2 herhalingen van 0,5 RR2). Na de oogst in 2005 zijn de leverbare maten 11 en 12/op afgebroeid bij Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf in ‘t Veld. Het plantgoed werd in het najaar van 2005 wederom op de teeltlocaties opgeplant. Voor het zand was in het tweede jaar gekozen voor het perceel van de Floratuin in Julianadorp. Na de oogst in 2006 is het leverbaar weer afgebroeid door Van den Hoek in de winter van 2006/2007. Na de oogst is van elke cultivar een aantal bossen tulpen op houdbaarheid, sierwaarde en kwaliteit getoetst bij FloraHolland vestiging Rijnsburg.

Tijdens de teelt en broei zijn normale teeltmaatregelen toegepast. De bollen werden in twee herhalingen opgeplant om mogelijke standplaatseffecten uit te sluiten. Het plantgoed waarmee in 2004 is gestart had in principe de volgende samenstelling:

3,75 kg zift10

3,75 kg zift 9

3,75 kg zift 7 + 8

1,25 kg zift 5 + 6

 

De bollen zijn opgeplant bij de volgende plantdichtheden:

zift 10   120 stuks per m bed

zift 9     140 stuks per m bed

zift 7+8         150 stuks per m bed

zift 5+6 280 stuks per m bed

     

De grond op PPO De Noord en op de Floratuin zijn zandgronden, de grond op Proeftuin Zwaagdijk is een kleigrond. In tabel 1 zijn de belangrijkste bodemkundige eigenschappen van de locaties weergegeven.

Resultaten teelt

Negende serie cultivars

 

Ziekten en afwijkingen te velde

Tijdens het groeiseizoen zijn de door virussen aangetaste planten verwijderd (visueel beoordeeld) en zijn de symptomen zoveel mogelijk beschreven. Verder is gekeken naar het vóórkomen van dwalingen en dieven binnen de partijen.

Bij een aantal cultivars kwamen vijf of meer virusplanten voor op 1 RR2. De aantallen virusplanten op het veld geven geen oordeel over de gevoeligheid van de cultivar, maar kunnen slechts een indicatie zijn voor de gevoeligheid voor virussen.

Op zand werden in 2005 alleen bij ‘Leen van der Mark’ zes virusplanten aangetroffen, bij alle andere cultivars was het aantal lager dan vijf. In 2006 werden alleen bij ‘Eskimo Chief ‘vijf planten aangetroffen. Bij de overige cultivars viel het aantal virusplanten lager uit.

Op klei werden in 2005 bij de volgende cultivars vijf of meer virusplanten aangetroffen: ‘Agrass Gold’ (23), ‘Antarctica’ (22) en ‘Monte Carlo’ (14). Op klei werden in 2006 bij de volgende cultivars vijf of meer virusplanten aangetroffen: ‘Caïro’(6), ‘White Heaven’ (7), ‘Tibet’ (6), ‘Monte Carlo’(18) en ‘Eskimo Chief’ (8).

Dwalingen en dieven kwamen zowel op zand als op klei in beide teeltjaren nauwelijks voor in deze serie. Dieven kwamen heel weinig voor, slecht twee dieven werden in de twee jaar op de twee locaties gevonden.

Bij ‘Royal Virgin’ kwam in 2006 op zand een aantasting door helsvuur voor. Dat jaar werd koubont gezien in ‘Leen van der Mark’ en in ‘Jan Seignette’.

 

Vroegheid

Alle bloemen zijn gekopt per cultivar als het gewas in volle bloei was. Het rooitijdstip werd ook per cultivar vastgesteld op het moment dat de hoofdbol een bruin wangetje kreeg.

In tabel 2 zijn bloei- en rooidata per cultivar weergegeven ten opzichte van de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’. De onderlinge afrijpingsverschillen en dus het rooitijdstip van cultivars ten opzichte van elkaar kan van jaar tot jaar echter nogal variëren.

Op zand en op klei bloeide ‘Leen van der Mark’ in 2006 iets later dan in 2005. Opvallend vroeg bloeiden ‘Agrass Gold’ en ‘Monte Carlo’ op zand in 2005; respectievelijk waren ze 15 en 10 dagen eerder in bloei dan ‘Leen van der Mark’. De cultivars ‘Antarctica’, ‘Eskimo Chief’, ‘Royal Virgin’, ‘Tibet’ en ‘White Heaven’ bloeiden in 2005 zeven dagen eerder dan ‘Leen van der Mark’. Op klei was alleen ‘Agrass Gold’ eerder in bloei dan ‘Leen van der Mark’ (in 2005 vijf dagen), terwijl de meeste andere cultivars dat jaar slechts een dag eerder bloeiden of 5 dagen na ‘Leen van der Mark’. In 2006 bloeiden de meeste tulpen op zand juist weer later dan 'Leen van der Mark'. ‘Agrass Gold’ is dat jaar weer eerder. Op de klei zijn de verschillen dat jaar kleiner en bloeide alles tussen een dag voor en twee dagen na ‘Leen van der Mark’. Dat jaar was het weer tot eind april vrij koud en kwamen veel tulpen direct in bloei toen het ineens warmer werd. Landelijk werd toen ook een vrij korte bloeiperiode geconstateerd.

 

Rooitijdstip

Het rooitijdstip viel in 2006 iets later dan in 2005 voor beide grondsoorten. ‘Tibet’ was het eerst rijp voor rooien op zand in beide jaren, op de klei alleen in 2006. Later dan ‘Leen van der Mark’ waren ‘Eskimo Chief’ en ‘Cairo’ rijp in beide jaren op beide grondsoorten. Voor de andere cultivars was het rooitijdstip wat grillig: het ene jaar eerder,  het andere jaar later. Ook voor de grondsoorten was het rooitijdstip niet constant vroeger of later.

 

Opbrengst

De opbrengst en de verklistering van de ziftmaten 9 en 10 zijn nauwkeurig vastgesteld en zijn in de tabellen 4, 5, 7 en 8 weergegeven. De gegevens van de maten zift 9 en 10 geven een goed beeld van de opbrengst van de gehele partij. In tabel 6 is de totale opbrengst uit alle plantmaten weergegeven per RR2.

 

Zuuraantasting

Naast de zuurwaarnemingen tijdens de teelt werd ook een zuurtoets uitgevoerd bij Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO) volgens een vast protocol. In tabel 3 staan naast de uitslagen voor het zuur tijdens de teelt ook de uitkomsten van de zuurtoets weergegeven (percentage zieke bollen na uitzieken in met Fusarium besmette grond). Hierbij moet worden opgemerkt dat bij de zuurtoets de ziektedruk veel hoger wordt aangebracht dan in een normale praktijksituatie.

Grofweg kan bij de uitslagen van de zuurtoets worden gesteld dat 10% ziek en lager wil zeggen dat de cultivar in de praktijk weinig zuurrisico kent. Een percentage tussen 10 en 90  kent in de praktijk een gemiddeld zuurrisico en hoger dan 90 procent kent in de praktijk een hoog zuurrisico. Combinatie van de teeltgegevens en de toets van PPO samen geven een indicatie van de zuurgevoeligheid van de betreffende cultivar. De gegevens kunnen niet als absolute waarden worden gehanteerd, omdat het optreden van zuur in de teelt van veel factoren afhankelijk is.

Bij de zuurwaarnemingen tijdens de teelt kwam heel weinig aantasting voor. Bij ‘Agrass Gold’ en ‘Antarctica’ op zand kwam meer dan 1% zuur voor. Zes cultivars gaven op zand waarden tussen 0,5 en 1% te zien. Dit waren ‘Leen van der Mark’, ‘Monte Carlo’, ‘Caïro’, ‘Eskimo Chief’, ‘Royal Virgin’ en ‘White Heaven’. Op klei gaf ‘Agrass Gold’ 0,5 % zuur. Alle andere cultivars vertoonden waarden onder 0,5%.

Uit de gestandaardiseerde zuurtoets bleken ‘Agrass Gold’, ‘Antarctica’, ‘Royal Virgin’ en ‘White Heaven’ een hoog risico voor zuur te hebben. ‘Monte Carlo’ en ‘Freeman’ gaven blijk van een laag zuurrisico met  0% aangetaste bollen in deze test.

 

Clustergewicht en verklisteringsgetal

De opbrengst van de ziftmaten 9 en 10 opgeplant staat weergegeven in de tabellen 4 en 5. De verklisteringsgetallen staan in tabel 7. De cijfers in deze tabellen zijn statistisch verwerkt en zijn een goede vergelijking tussen de cultivars. De opbrengsten per RR2 van alle plantmaten zijn weergegeven in tabel 6 en geven de telers een indicatie van de opbrengst in een praktijksituatie. Doordat in het eerste jaar een vaste verhouding in de maten is gekozen, kan de opbrengst van de cultivars in de praktijk wel iets afwijken. De samenstelling van een praktijkpartij zal in sommige gevallen afwijken van de voor het onderzoek als standaard gekozen plantgoedsamenstelling. Daarnaast is de opbrengst berekend vanuit een klein oppervlak en de ervaring leert dat de opbrengsten dan veelal relatief hoog zijn. Onderling zijn de opbrengsten goed vergelijkbaar. De opbrengst moet ook gezien worden in verhouding tot de referentiecultivars.

De opbrengst wordt weergegeven door het gemiddeld clustergewicht (gewicht in gram per geoogste cluster) en het percentage 11/12 en 12/op. Het percentage 11/12 en 12/op is bepaald per 100 geoogste clusters. Dit staat weergegeven in tabel 4 en 5 voor respectievelijk de opbrengst van zift 9 en zift 10 geplant. De verklistering wordt weergegeven door het verklisteringsgetal en het gewichtspercentage hoofdbollen (tabel 7). Het verklisterings­getal is het gemiddeld aantal klisters per hoofdbol. Het gewichtspercentage van de hoofdbollen is het gewicht van de hoofdbollen in verhouding tot het totaal geoogst gewicht.

In tabel 8 staan de huidkwaliteit en het percentage uitval weergegeven. De uitval te velde betreft de bollen die tijdens de teelt verloren zijn gegaan; ze zijn wel geplant maar niet gerooid.

 

Opbrengstverschillen

In het tweede jaar op zand stonden de bollen opgeplant op de Floratuin. Hier viel de opbrengst lager uit dan wat in dit onderzoek gebruikelijk was.

De opbrengst op de klei lag steeds hoger dan op het zand. Zowel bij de oogst van opgeplant zift 9 als van opgeplant zift 10 lagen het gemiddeld clustergewicht, het aantal stuks 11/op en het totaalgewicht van het plantgoed hoger op de klei. (tabel 4 en 5)

‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’' vertoonden qua opbrengst een verschil ten opzichte van elkaar, maar zaten steeds beide in de middenmoot. Op zand produceerden ‘Agrass Gold’ en ‘Antarctica’ de meeste bollen in de maat 11/op. Op klei was ‘Antarctica’ ook een goede producent van leverbaar, maar deden ‘Royal Virgin’ en ‘Eskimo Chief’ en ‘Freeman’ het ook goed. ‘Antarctica’ gaf ook op beide grondsoorten het hoogste clustergewicht Op zand was ‘Bastogne Parrot’ ook zwaar en op klei was dat vooral ‘Royal Virgin’.

‘Tibet’ gaf een laag clustergewicht op zand; op klei hadden ‘Tibet’ (uit opgeplant zift 10) en ‘Agrass Gold’ een laag clustergewicht.

Cultivars die weinig leverbaar (11/op) produceerden waren op zand vooral ‘Jan Seignette’ en ‘White Heaven’. Op klei ‘Bastogne Parrot’, ‘Jan Seignette’ (zift 9 opgeplant) en ‘Caïro (10 opgeplant).

Veel plantgoed gaven ‘Jan Seignette’ en ‘White Heaven’, weinig plantgoed werd door ‘Agrass Gold’ en ‘Bastogne Parrot’ geproduceerd.

 

Opbrengst per RR

Ook in de opbrengst per RR (tabel 6) was ‘Agrass Gold’ laag, maar ook ‘Tibet’ viel hier laag uit, met name op de klei. Verder viel op dat ‘Caïro’ weinig plantgoed in de maat 5-8 produceerde.

‘Jan Seignette’ en ‘White Heaven’ vertoonden op zand en klei een hoge opbrengst per RR, net als al was gezien bij de opbrengst van maat 9 en 10 opgeplant. Als derde hoogste kwam ‘Royal Virgin’ uit de bus.

 

Verklistering

Het verklisteringsgetal van ‘Tibet’, ‘Caïro’ en ‘Agrass Gold’ was laag, bij beide plantmaten gemiddeld lager of gelijk aan 1. Op klei waren dezelfde cultivars laag , zij het iets minder laag dan op zand. De bij deze cultivars horende gewichtspercentages van de hoofdbollen waren vanzelfsprekend aan de hoge kant.

 

Uitval en huidkwaliteit.

‘Tibet’ was de enige cultivar die voor een deel slechte huidkwaliteit vertoonde. Deels matig waren ondermeer de huiden van ‘Agrass Gold’, ‘Leen van der Mark’, ‘Monte Carlo’, ‘Antarctica’, ‘Bastogne Parrot’ (alleen zand) ‘Caïro’ (alleen klei) en ‘White Heaven’ (alleen zand).

 

Resultaten Broeierij

 

De bollen van de maten 11/12 en 12/op zijn in 2005/2006 en in 2006/2007 in drie perioden (vroeg, midden en laat)  afgebroeid. Per cultivar zijn de twee meest geschikte, aaneengesloten periodes van afbroei gekozen (zie tabel 9). De inhaaldata waren in het eerste jaar van afbroei 21 december, 18 januari en 22 februari. In het tweede jaar begon de afbroei iets later dan normaal, met als inhaaldata 3 januari, 31 januari en 28 februari. In tabel 9 staan de koudeweken vermeld per jaar en per periode. Het aantal koudeweken is gekozen op basis van gegevens van Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf en van de inzenders.

 

De planten zijn gebroeid op kisten en in veilstadium geoogst. Vervolgens zijn de planten gemeten en gewogen. De resultaten van afbroei van bolmaat 12/op staan in tabel 10 weergegeven, de broeiresultaten van de bollen van maat 11/12 staan samengevat in tabel 11.

Verklaring van de gebruikte termen:

-        gewicht = gemiddeld gewicht per geoogste steel

-        lengte totaal = de lengte van onderkant steel tot de bovenkant van de bloem

-        lengte blad = lengte van onderkant steel tot de bovenkant langste blad

-        lengte poot = lengte gemeten vanaf de onderkant van de steel tot de aanhechting van het onderste blad.

-        bloemgrootte = de lengte van de bloemknop in veilstadium

-        bloem in blad = aantal centimeter dat de bovenkant bloem korter is dan het langste blad, bij een negatief getal steekt de knop boven het blad uit

-        percentage veilbaar = het aantal planten met normale veilingkwaliteit

-        kasdagen = het aantal dagen van inhalen tot einde oogst

-  oogstperiode = het aantal dagen waarop geoogst werd

 

De bloemen van bollen geteeld op klei waren gemiddeld iets zwaarder dan van de bollen geteeld op zandgrond (gemiddeld over alle behandelingen 6,5 gram bij maat 12/op en 4,5 gram bij 11/12).  Over beide jaren en plantmaten, waren de cultivars ‘Jan Seignette’, ‘Freeman’ en ‘Eskimo Chief’ steeds gemiddeld lichter dan de referentiecultivars ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’. Gemiddeld zwaarder waren ‘Antarctica’ en ‘Royal Virgin’. Alleen bij zift 12/op was ook ‘Bastogne Parrot’ zwaarder; dat gold ook voor ‘Agrass Gold’ van het zand. 

De tulpen hadden gemiddeld een lengte van 38 cm (zift 11/12) en 40 cm (zift 12/op). De tulpen geteeld op kleigrond waren van beide maten gemiddeld bijna 3 cm langer dan de tulpen geteeld op zand. ‘Caïro’ gaf steeds de kortste en ‘Antarctica’ de langste tulpen. Ten opzichte van de referentiecultivars waren de andere cultivars niet veel verschillend, omdat ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’ qua lengte ver uit elkaar lagen.

De pootlengte varieerde van 11 tot 18 cm waarbij ‘White Heaven’ vaak de kortste poot had en ‘Antarctica’ steeds de langste.

Wat betreft de bladlengte bleek het kortste blad bij bollen van zandgrond te worden gevonden bij ‘Caïro’ en soms bij ‘Freeman’. Bij de 12/op bollen gaf ‘Royal Virgin’ het langste, bij de maat 11/12 was ‘Antarctica’ de bladmaker.

Bij vrijwel alle cultivars stak het langste blad uit boven de bloem. Het diepst in het blad zaten de bloemen bij ‘Royal Virgin’, ‘Jan Seignette’ en ‘Tibet’.

Qua bloemgrootte ontliepen de cultivars elkaar weinig, ook niet per grondsoort kijkend. De grootste bloemen werden gemeten bij ‘Agrass Gold’ en ‘Bastogne Parrot’, de kleinste bloemen werden aangetroffen bij de cultivars ‘Antarctica’ en ‘Royal Virgin’.

De verschillen tussen zand en klei waren minimaal, steeds kleiner dan 2 mm.

 

Het percentage veilbaar was gemiddeld 93% bij zift 11/12 en 96% bij 12/op. Problemen rezen vooral bij ‘Monte Carlo’ met holle stelen en bij ‘Bastogne Parrot’. Deze vertoonde hoge percentages kernrot in beide jaren (in de 11/12 maat gemiddeld meer dan 50% uitval). In de andere cultivars en maten was er nagenoeg geen uitval te bespeuren. 

Het aantal kasdagen bij zift 11/12 was gemiddeld 21 dagen en bij zift 12/op gemiddeld 20 dagen. Naarmate later werd ingehaald nam het aantal kasdagen af. Een lange kasperiode had ‘Caïro’ en soms ‘Antarctica’, het snelst uit de kas was ‘Agrass Gold’. Enkele soorten van zand (‘Tibet’,  ‘Freeman’, ‘Leen van der Mark’ en ‘Agrass Gold’) gaven in de laatste zet een langere kasduur te zien dan in de voorlaatste zet. Van deze tulpencultivars was er in het 2e jaar geen afbroei vanwege een tekort aan bollen. Omdat in het jaar 2005/2006 de kasduur gemiddeld langer was dan in 2006/2007 viel het gemiddelde door het ontbreken van tweedejaars gegevens hoger uit.

De oogstperiode was gemiddeld 3 tot 5 dagen. Er waren geen uitzonderingen.

 

Houdbaarheid

 

Van de afgebroeide partijen werden per cultivar een 6 tot 8 bossen op transport gezet naar Flora Holland te Rijnsburg. Hier werden gegevens omtrent de houdbaarheid en de kwaliteit van de tulpen bepaald. Na een transportsimulatie van 4 dagen bij 8oC werden de bloemen op de vaas gezet, waarna ze werden beoordeeld.  De beoordeling was als volgt:

Eenmalig werd bepaald:

·       De aanvoerrijpheid (volgens VBN)

·       Het doorgroeien van de nek, na 6 dagen of als de sierwaarde eerder verloren ging op het moment van afschrijven

·       De maximale bloemgrootte

·       De houdbaarheid

·       De reden van afschrijven

 

Driemaal per week werd beoordeeld op:

·       steelstand/zwierigheid (stengelkromming; 1 = zwierig/krom, 10 = recht,)

·       bladpunten (1 = geen, 10 = zeer ernstig)

·       bladkleur (1 = groen, 10 = geel)

 

In tabel 12 zijn de gegevens gemiddeld over de grondsoort/herkomst van de bollen.

De ziftmaat van de gebroeide bollen had eveneens geen effect op de houdbaarheid. Bij de meeste cultivars waren de beoordeelde bossen gespreid over grondsoort en ziftmaat.

In de tabel staat de beoordeling voor zwierigheid, blad- en bloemkleur en bladpunten op de eerste beoordelingsdag (dag 4 tot 7) weergegeven.

 

De houdbaarheid was gemiddeld  7,1 dagen en varieerde van 5,3 dagen bij ‘White Heaven’ tot 9,3 dagen bij ‘Monte Carlo’. ‘Leen van der Mark’ (6,9), ‘Bastogne Parrot’ (6,7), ‘Caïro’ (6,2), ‘Royal Virgin’ (7,0) en ‘Tibet’ (6,0) hadden een houdbaarheid tussen zes en zeven dagen. Minder dan zes dagen houdbaarheid had naast ‘White Heaven’ ‘Freeman’ met 5,9 dagen. De cultivars ‘Agrass Gold’, ‘Antarctica’ , ‘Eskimo Chief’  en ‘Jan Seignette’ bleven langer dan zeven dagen op de vaas staan. 

De maximale bloemgrootte van de cultivars varieerde van 6,6 cm bij ‘Freeman’ tot 8,8 cm bij ‘Antarctica’ en ‘Bastogne Parrot’. Gemiddeld was de bloemgrootte 7,5 cm gemiddeld, het op een na hoogste gemiddelde van alle series tot nu toe.

 

Gemiddeld werd een waardering van 4,4 gegeven voor de bladpunten. De cultivars ‘Monte Carlo’,  ‘Bastogne Parrot’ en ‘Jan Seignette’ hadden het minst last van bladpunten.‘Tibet’ ‘Royal Virgin’ en ‘Antarctica’ hadden meer dan gemiddeld last van bladpunten.

De bladkleur was over het algemeen goed groen (gemiddeld 1,4). Ten opzichte van de referentiecultivars had alleen ‘Bastogne Parrot’ een slechtere beoordeling (2,7).

Gemiddeld was de steelstand redelijk recht, het gemiddelde cijfer was 8,0. De cultivar ‘Bastogne Parrot’ had het laagste cijfer (5,7) gevolgd door ‘Eskimo Chief’ met 6,8. Alle andere cultivars hadden een cijfer hoger dan 7.

Gemiddeld groeiden de stelen 8,3 cm door op de vaas. De cultivars ‘Leen van der Mark’, ‘Tibet’ en ‘Eskimo Chief’ groeiden het meeste door, namelijk meer dan 10 cm. De minste doorgroei, minder dan 6 cm, was waarneembaar bij ‘Freeman’ (3,6) ‘Monte Carlo’ (5,5) en ‘Royal Virgin’ (5,9cm).

De meeste cultivars werden afgeschreven vanwege bloemverdroging. Rui trad op een enkel geval na niet op.

 

Het weer in de seizoenen

 

In de tabellen 13 tot en met 15 is de gemiddelde temperatuur per maand, de neerslagsom per maand en de hoeveelheid straling per maand weergegeven van het meetpunt op De Kooy in Den Helder en in Berkhout (nabij Hoorn).

 

Het jaar 2004 was warm, zonnig en vrij nat. Met name februari, april en augustus waren warmer dan normaal. De maanden januari, februari en de zomermaanden juli en augustus waren zeer nat. De maand maart was droog, maar ook de maanden november en december waren droger dan normaal. September en oktober waren zonnig. Januari, juni en augustus waren iets minder zonnig dan normaal.

 

Het jaar 2005 was zeer warm, zeer zonnig en had de normale hoeveelheid neerslag. Met name januari, april, juni en de maanden september en oktober waren warmer dan normaal. De maanden januari, juni, september, oktober en december waren zonnig. Daarentegen waren maart en juli somber. De zomermaanden juli en augustus waren extreem nat, maar ook de maanden maart en april waren natter dan normaal. Juni was een droge maand.

 

Het jaar 2006 was extreem warm, zeer zonnig en had gemiddeld vrijwel de normale hoeveelheid neerslag. Wat de temperaturen betreft was het aanvankelijk koeler dan normaal in januari en maart, maar in april werd het zachter en in mei, juli (warmste julimaand sinds 1706) en september werden record hoge temperaturen neergezet. Oktober, november en december sloten het jaar af met zeer zacht weer, gemiddeld 2,5 tot ruim 3 graden hoger dan normaal.

Wat neerslag betreft begon het jaar droog in januari, normaal in februari en maart en droog in april. Daarna was het afwisselend nat in mei, droog in juni en juli, extreem nat in augustus en weer droog in september. In oktober was het natter dan normaal en november en december waren normaal qua neerslag.